Kerst met Mari Maris: Aardperensoep

Kerst met Mari Maris: Aardperensoep

Omschrijving

Aardpeer, een grappig winters knolletje dat langzaam maar zeker de categorie 'vergeten groenten' achter zich laat... en volledig terecht! Met zijn nootachtige smaak een heerlijke toevoeging aan winterse traybakes, of zoals hier in een soep. Aardpeer combineert heel goed met walnoten, hazelnoten en paddestoelen: check, check, dubbelcheck in dit recept :-)

Dit is een voorgerecht voor zes personen. Het volledige kerstmenu van Mari Maris vind je hier. Bekijk ook Mari Maris' hoofd, bijgerecht, bijgerecht, nagerecht.

Deze aardperensoep serveer je als voorafje, met de notenstengels van bladerdeeg. Maak de notenstengels éérst, zodra ze in de oven staan kun je aan de soep beginnen.

Recept: Mari Maris, uit: 'A La Minute', ook bij Hofweb!
Koken: Marie Sophie Wigbers
Fotografie: Mees van den Ekart

Bereidingswijze

  1. Smelt de boter in een ruime pan met dikke bodem voeg eenzelfde hoeveelheid olijfolie toe. Fruit de noten en ui erin.
     
  2. Voeg als de ui glazig is de knoflook en aardpeer toe. Fruit mee tot alles glanst, en blus af met wijn (of port).
     
  3. Voeg de bouillon toe en breng aan de kook. Draai het vuur lager en laat 20 à 25 minuten zachtjes pruttelen.
     
  4. Pureer tot een gladde soep en voeg de room toe. Laat nog 5 tot 10 minuten zachtjes inkoken.
     
  5. Verhit ondertussen op hoog vuur een koekenpan met een filmpje olijfolie en bak er de paddenstoelen in een paar minuten bruin in. Maal er peper & zout over.
     
  6. Verdeel de soep, schep er paddenstoelen bij en druppel er notenolie op.

Notenstengels (maak die eerst)

  1. Maal de noten grof in de keukenmachine, haal er een flinke eetlepel uit en draai de rest tot pasta. Dat duurt ongeveer 5 minuten, wees niet ongeduldig en voeg ook geen olie toe, het is juist de bedoeling dat die uit de noten zelf komt. Meng de grove stukjes noot door de pasta, maak eventueel op smaak met peper en/ of zout en hoe gek het ook klinkt, een paar druppels citroensap.
     
  2. Bestrijk bladerdeeg met losgeklopte eidooier en snijd het in reepjes van 3 centimeter breed en 10 à 15 lang. Smeer (of spuit) er een streepje tambouille (uit stap 1) op vouw het deeg dicht en druk goed aan, eventueel met een vork. Pak beide uiteinden vast en draai het deeg in tegengestelde richtingen zodat u een enkele ‘wokkel’ krijgt. Het is belangrijk dat uw deeg goed koud is, want zodra het warmer wordt, laat het zich niet meer draaien en wordt het een zacht, onhandelbaar hoopje. Bereid dus alles voor en haal het deeg pas op het laatst uit de koeling.
     
  3. Leg ze naast elkaar met wat tussenruimte op bakpapier en bak ze in circa 20 minuten goudbruin en krokant in een oven van 200 °C.