Het leven van een tomatenteler gaat niet over rozen. Nee, het gaat over tomaten :-) Maar - even zonder gekheid: biologisch tomaten telen is niet zo makkelijk als je denkt. Fons en Heleen Verbeek vertellen over hun dagelijks werk in de kas, waar naast tomaten ook paprika's, komkommers en aubergines groeien.
“Eerlijk gezegd vind ik bezoekers van buiten, met hun handen aan een telefoon best wel een dingetje.” Biologisch glastuinder Fons Verbeek zegt het lachend, maar het is een serieuze zaak. Een gevreesd tomatenvirus waart rond in de sector. Hectares aan tomaten zijn al geruimd, met grote verliezen tot gevolg.
Dus we desinfecteren braaf onze handen, wassen ze nogmaals, en doen handschoenen en een pak aan. Plastic hoezen om onze schoenen, en dan mogen we door.
We schuiven aan in een vergadering waar de telers hun koppen bij elkaar steken, er worden gedetailleerde grafieken op de muur geprojecteerd. Resistentie x, laagtolerante rassen, pepinovirus: de termen vliegen over tafel. Fons geeft tekst en uitleg.
“Eigenlijk moet je als teler continue bezig zijn met de gezondheid van je planten. Want de natuur is slim! Luizen bijvoorbeeld, die passen zich continue aan, ze veranderen van kleur of worden kleiner. En soms heb je last van trips. Daar zetten we roofmijten tegen in, een natuurlijke vijand.”
Achteroverleunen is er niet bij. Wekelijks overleg, en een dagelijkse check langs de planten. Hoe is de luchtvochtigheid, hoe doen de planten het vandaag, wat hebben ze nodig? Toch moet Fons soms buigen voor de biologie. “Virussen, daar hebben we vooral veel last van, de laatste paar jaar. Het is een soort ratrace. Virussen passen zich aan, er ontstaan nieuwe varianten, dan moeten er bij de planten weer nieuwe resistenties ingekruisd worden. En we hadden tomaten met een genetische resistentie tegen valse meeldauw, maar die is dit jaar doorbroken. Dat betekent dat we weer op zoek moeten naar nieuwe rassen.”
Wat kun je verder doen? Bodem en planten zo gezond mogelijk houden, en hygiënemaatregelen instellen voor bezoekers en personeel.
“De grond houden we vitaal,” zegt Fons beslist. “We maken al twintig jaar onze eigen compost en bokashi (gefermenteerd groenafval) van groenmateriaal van Limburg Landschap en Staatsbosbeheer. Plantenresten van onze eigen teelten worden gecomposteerd op 60 graden, waardoor ziektes en schimmels niet opnieuw in omloop komen. De Bokashi en compost brengen we vanaf eind november in een mooie laag op de grond aan. En dan maken we plantgaten, zodat in januari de nieuwe plantjes de grond in kunnen.”
Heleen Verbeek is een van de volgende generatie telers. Ze heeft het vak van haar vader Leo met de paplepel ingegoten gekregen. Ze laat ons de hommel-huisjes zien in de kas, die zo noodzakelijk zijn voor de bestuiving. “Vroeger deed mijn familie dat nog handmatig. Maar de natuur kan dat natuurlijk beter! Bijen hebben we ook geprobeerd, maar die vliegen sneller weg door de open ramen van de kas. Hommels zijn effectiever als bestuiver, en blijven dichter bij hun woonst.”
Heleen vertelt ook over de warmtewinning in de kassen. “We werken nu met warmtekrachtkoppeling, waarbij we electriciteit opwekken op een manier dat we de warmte die daarbij vrijkomt, afgevangen wordt en ingezet wordt in de kas. En je ziet de vele zonnepanelen op ons dak. Maar we willen helemaal van fossiele brandstof af: de vergunningsaanvraag voor een biomeiler loopt. Een biomeiler is een composteerinstallatie waarbij we onder andere reststromen van de champignonteelt hier in de buurt inzetten. Bij dat proces komt ook warmte vrij, waarmee we water kunnen verwarmen dat we dan in de kas gebruiken. En na afloop van het composteerproces in de biomeiler blijft een stabiele bodemverbeteraar, in de vorm van compost over. Een hoogwaardig restproduct voor de land- en tuinbouw.”
In een kas telen een makkie? Da’s een beetje kort door de bocht, komen we achter... Fons vertelt: “Temperatuur en luchtvochtigheid kun je niet volledig regelen, maar je kunt de boel wel temperen. Hagel en teveel regen houd je uiteraard buiten, maar grijze periodes met weinig zonlicht hebben absoluut negatieve gevolgen voor de groei. Dus je dempt de invloeden van buiten, maar je hebt er wel degelijk veel mee te maken. De afgelopen jaren is het weer zeker heftiger geweest, meer hitte...als het 35 graden wordt stoppen gewassen soms met produceren: bloemen worden afgestoten, of we zitten ineens met overproductie en daarna een gat.”
“Het mooie van Hofweb is... kijk, dit jaar hadden we gele kroontjes bij de tomaten, een paar weken lang. Wij noemen dat ’n kniktros, dan is ’t steeltje te dun geweest tijdens de groei. Nog prima tomaten, natuurlijk! Dan stemmen we af met Hofweb. En aan het eind van het seizoen, dan komen er vaak veel kromme komkommers bijvoorbeeld, waar we mee blijven zitten. Veel afnemers willen geen tweedeklas groentes, Hofweb wel. Verder moeten we soms jaarprijzen afspreken, met een Duitse supermarkt bijvoorbeeld. Dan hoop je maar dat je gemiddeld goed zit. Maar weekprijzen zijn voor ons realistischer. En da’s mooi voor de klanten, die krijgen zo de scherpst mogelijke prijs. Dan is het voor iedereen gunstig. En de groenten zijn veel verser he? Via groothandel en supermarkt scheelt dat zeker 2, 3 dagen, als het er geen vijf zijn,” grinnikt Fons.
Fons is in het familiebedrijf de laatste van de drie gebroeders Verbeek, de andere twee zijn dicht bij of al met pensioen. Maar hij blijft de uitdaging zoeken in zijn dagelijks werk. “In al die jaren ben ik eigenlijk steeds minder gaan begrijpen van de bodem. Er is zo veel onbekend! Kijk, als je een beestje ziet vliegen denk je een beetje te gaan begrijpen hoe de voedselketen in elkaar zit. Maar de bodem is eigenlijk... een black box. Honderdduizend verschillende soorten bacteriën en schimmels, en die allemaal op elkaar ingrijpen... dat kunnen wij mensen niet volgen. Dat is ook een beetje magie eigenlijk - terwijl de hele wereld daarvan afhankelijk is! Microbioom, met een mooi woord. Als ik tachtig ben, heb ik het vast nog steeds niet doorgrond...”